Verhalen

De meeste van deze verhalen zijn geschreven door @Stoffel als directeur van CBS de Akker (1987-2022)
U leest dat als presentje, omdat u op een of andere manier deel uitmaakt van mijn tijd op CBS de Akker.

Het is bedoeld als een soort verslag van de hele hoge pieken die we beklommen en ook van de diepe dalen waar we doorheen trokken.
Met veel plezier en inzet heb ik er met veel collega’s iets moois van gemaakt in die 35 jaar.
Ieder jaar maak ik de balans op in oktober, deze beschrijft de omstandigheden van de school en onze acties en doelen. Deze is te lezen op www.cbsdeakker.nl/balansen.htm
In dit digitale boekje presenteer ik een andere balans. In de tijd op de Akker verzamelde ik pareltjes van verhalen en die rijg ik hier voor je aan een snoer.
Ik hoop dat je er de verwondering in terug vindt die ik had.
Dit is wat ik bedoel met de zin die ik zeer vaak uitsprak op allerlei vragen: “Ik kom iedere dag thuis met een verhaal dat ik zelf niet kan verzinnen”.

En met: “Het is nooit saai”.
Er zit ergens een boodschap en een lijn in dit boekje, zoals er een lijn en een boodschap zit in ons werk; soms is het nauwelijks te volgen allemaal.

Dat besefte ik 35 jaar.

Ik dank mijn collega’s voor het delen van de arbeidsvreugde op de Akker.
 

Naast een reeks korte verhalen zijn er ook iets langere. Soms grappig, soms zorgelijk en altijd bijzonder.

 

Sommige verschenen al in het boekje uit 2012:

 

  

 

 

Of in het boekje uit mei 2005

 

 

 

Of ze zijn nieuw.

 

Anders worden…
Verhaal voor de Themadag op de Akker 18 september 1991
Jermaine en Brayn zijn drie dagen in Nederland. Hun vader heeft hen afgehaald van het vliegveld toen ze met hun moeder uit Suriname kwamen. Ze zijn in het nieuw gestoken en nauwelijks van elkaar te onderscheiden want ze vonden in de winkel steeds dezelfde kleren leuk om aan te trekken.
Ze hebben ook dezelfde schoudertas. Onwennig kijken ze in de pauze met grote ogen om zich heen. Ze kennen al die kinderen op het schoolplein niet en ze kijken voorlopig de kat maar uit de boom. Rillerig staan ze bij de muur. Daar komen vader en moeder. Ze zijn gelukkig omdat ze herenigd zijn na
een te lange periode van er alleen voor staan, ze zijn trots op hun twee zonen die al zo flink zijn en nu helemaal keurig in het nieuw op een Hollandse school zitten.
Ze komen als zorgzame ouders drinken brengen. De directeur komt hen tegemoet.
"Drinken geven? Ja, prima".
"Maar wat hebt u daar? Dat is slagroom, dat moet u ze niet geven hoor, dat is niet lekker en ook niet gezond."
"Maar je kunt het toch drinken?"
Hoor maar. Vader schudt het bekertje heen en weer. Het klotst.
"Je moet de slagroom kloppen met suiker, niet drinken".
"O.K. Dan drinken ze straks thuis wel".
Enigszins beschaamd en uit het veld geslagen verlaten de ouders van Jermaine en Brayn het schoolplein.
Het is niet eenvoudig om zorgzaam te zijn.


 

1998 De blauwe badkamer
Onze school, basisschool “de Akker”, noem ik vaak een hotel. Leerlingen worden bij de vleet in- en uitgeschreven. Dit komt doordat de buurt waarin de school staat vaak als woon- tussen¬station wordt gebruikt. “De Akker” is een veelkleurige school in een oude, niet-gerenoveerde stadswijk van Rotterdam-Zuid.

Tabel1: leerlingenaantallen in- en uitgeschreven (alle groepen doen mee)

 

schooljaar

 

93-94

 

94-95

 

95-96

 

96-97

 

97-98

 

tussentijds ingeschreven leerlingen

 

124

 

81

 

102

 

88

 

113

 

via Schiphol binnengekomen leerlingen

 

44

 

45

 

22

 

19

 

54

 

tussentijds uitgeschreven leerlingen

 

120

 

84

 

120

 

101

 

102

 

vertrek groep 8 naar het V.O.

 

21

 

22

 

32

 

30

 

25

 

leerlingen in hetzelfde schooljaar in- en uitgeschreven

 

53

 

24

 

30

 

24

 

42

Bij het inschrijven maken we van alles mee. Zo zette deze week een Pakistaanse moeder haar handtekening onder het inschrijfformulier door nauwgezet de achternaam die ik bovenaan had genoteerd na te tekenen.
Mijn mede-directielid Pierre van Rikxoort, schrijft in 1997 weer eens een familie in die via Schiphol op de Dordtselaan is terechtgekomen (het aantal leerlingen dat via Schiphol naar “de Akker” komt, staat hierboven apart vermeld). Het gezin komt uit Colombia en vader vertelt geanimeerd over zijn voorgeschiedenis en van zijn ervaringen in Nederland. Pierre informeert hem over het Christelijk karakter van onze school: we vertellen de verhalen uit de Bijbel, we zingen, we bidden. Soms zeggen ouders dat men dat niet wil en wijzen we ze de weg naar een openbare school, maar nu is het geen bezwaar. Wél vertelt vader dat het in Colombia heel anders toegaat op het gebied van de religie: geesten van voorouders worden opgeroepen, de toekomst wordt gelezen, vloeken en zegens worden uitgedeeld en meer van dat bijgeloof wordt gepraktiseerd.
Pierre stelt vast dat de kinderen nu een Christelijke school gaan bezoeken en gevrijwaard worden van occulte gebruiken. Vervolgens informeert Pierre naar het adres. Dordtselaan zoveel dus. Pierre denkt: “Hé, daar woonde vroeger mijn tante Mien, o ja tante Mien, die liet toen een hemelsblauwe badkamer in dat huis installeren”. Dat dénkt hij dus. Hij vraagt aan de vader tegenover zich: “Zit er in uw huis misschien een blauwe badkamer? “ De ogen van de Colombiaan worden heel groot. Wat is dit voor helderziende? Quetzalcoatl2 ?
Pas nadat Pierre uitgebreid over zijn tante heeft verteld, vervaagt langzaamaan het beeld van de helderziende Christen bij de stevig geschrokken man.

1 "Deze tabel staat nog steeds in de Akkerbalans, bijgehouden tot heden.
2 "Quetzalcoatl",bij o.a. de Mixteken, Tolteken en Azteken de god van het water, de vruchtbaarheid, sterren, maan en wind. *Encarta* 98 Encyclopedie Winkler Prins, Editie 1993-1997 Microsoft Corporation/ Elsevier. Alle rechten voorbehouden.


Schatgraven in de Millinxbuurt
van onze verslaggever ter plekke op 17 oktober 2001
Wie kent hem niet die buurt ? Klik in de site van het Rotterdams Dagblad eens op de zoekterm "Millinxbuurt" en je vindt een schat aan gegevens. Een schat ? O ja. De leerlingen van basisschool "de Akker" vonden er een stuk of tien. Potten met echte nieuwe dubbeltjes en stuivers. Mogen die muntjes ook nog even een kwartaaltje meerollen.
In het landje waar straks een prachtig park komt en ook een parkhuis, aan genoemde school vast, met een peuterspeelzaal, schoollokalen, computerlokaal en nog veel meer, lag een heuse schat begraven. Ik zal u wel verklappen door wie, maar nu nog niet. Met de uitgedeelde scheppen na de opbeurende woorden van deelgemeentebobo Dominique Schreijer was het aanvallen geblazen. De kluiten vlogen je om de oren. Meester Jop van groep 7 stichtte de nodige verwarring door steeds "daar" of "hier" te roepen. De eerste pot werd opgegraven, een reden om nog harder te gaan spitten. Tot je goedkope schep in stukken brak. Niet zo erg, want er stonden er nog wel honderd. Ze werden uitgedeeld door de pronte communicatiemedewerkster van Maak Millinx Mooier, inderdaad de aanstichteres van deze kinderarbeid.
Na enige tijd zijn negen potten met geld opgegraven., de tiende zal een onopgelost mysterie blijven. Blij en tevreden gingen de meesten genieten van een vrije woensdagmiddag Hier en daar loopt nog een Millinxer rond die nog niet snapt hoe zoveel schatten plots gevonden werden. De volgende dag al reden de graafmachines het terrein op en deed men de beloften gestand: het multiculturele park zal er nu komen, inclusief fontein.
Binnen vier uur vonden de werklui de telefoonkabel waarop alleen de school nog aangesloten is en ze trokken hem kapot. Je moet niet klagen bij renovatie luidt een bekend Millinxspreekwoord. Dus besluiten we met een welgemeend "hoera" voor alle werkers in onze buurt die steeds Mooier wordt.
Op de website van "de Akker" vindt u een artist impression van park en parkhuis en een paar foto's van de bouw ervan !
http://team.cbsdeakker.nl/Balans/bouw%20millinxparkhuis.htm
 


Storend gedrag van ouders
Er moet eens wat aan gedaan worden, aan dat storend gedrag van ouders. Natuurlijk, ik weet het, begin bij jezelf. Misschien voelt u zich als leerkracht ook wel eens als de kassajuf bij de Hema wanneer ouders het rapport komen ophalen. Wellicht bent u wat vriendelijker dan zij, maar krijgt u toch het idee dat iedereen druk, druk, druk is. Dus: snel afrekenen, en die praatjes bewaar je maar voor een ander.
De school is toch al zoiets als de supermarkt. Is het bij een ander goedkoper, dan zie je ze niet meer terug. De Cito-uitslagen komen in de folder, je winkel moet er piekfijn uitzien. Toch blijf je een soort koopjeskelder, zoals je behandeld wordt.
Al die ouders vinden alleen hun eigen kind belangrijk. Ze vinden dat je dat kind niet teveel moet belasten en opjagen en óók dat het straks minstens naar de universiteit kan. Als leerkracht moet je dan altijd maar schipperen.
Ik kan me soms wel ergeren aan het storend gedrag van ouders. Hier volgen wat voorbeelden:
Gearresteerd worden voor de deur van het kleuterplein, terwijl de hele school toekijkt. Doe dat toch ergens anders. Bij het bijwonen van een les gaat de GSM af. Bij het bijwonen van de les zegt de moeder dat het wél mag, terwijl het van de juf niet mocht. Een vader belt de directie: zeg tegen Sander uit groep 7 even dat hij de karbonade uit de vriezer legt. Angelo van groep 6 zegt tegen zijn moeder: vandaag ben ik jarig. Vervolgens gaan zijn ouders voor hem zingen; dat waren ze even vergeten. Een vader komt zijn zoon tegen op winkelcentrum Zuidplein, deze meldt zich jarig. Vader koopt terstond een cadeau; hij was het even vergeten. Nou ja, dat is tenminste nog wat. Veel ouders beloven tegenwoordig alleen nog cadeaus wanneer hun kind jarig is.
En dan het telaatkomen. Wij spreken ouders daarop aan en reiken ze een gele kaart uit met daarop de juiste schooltijden. Ze verdedigen zich bijna allemaal door zich achter hun kind te verschuilen: "Hij wou niet eten, aankleden, haren kammen, uit bed; hij kon zijn kleren niet vinden; hij wou niet doorlopen…" Flink hoor.
En dan de ouders die hun kind wel brengen, maar niet ophalen. Omdat ze liggen te slapen, op visite zijn, of de tijd niet in de gaten houden.
Maar het meest boos word ik op een opa die iedere dag zijn kind op de fiets brengt, het kind voor de deur afzet en vervolgens een grote halve cirkel maakt en wegfietst zonder "boe" of "bah" tegen het kind te zeggen, en zonder om te kijken naar huis fietst….
Ik hoop dat u soms ook wat irritatie bemerkt op dit gebied. Dat kan helemaal geen kwaad. Zet die irritatie dan maar om in goed werk voor die kinderen. Ze verdienen het! En blijf klantvriendelijk…

De namen Sander, Stoffel en Angelo zijn om privacy-redenen gefingeerd.
januari 2000, stoffel


 

DE NACHT door Win Malacia, groep 7
In Curaçao, mijn vaderland, is het 's avonds heel mooi. Blauwe hemel, sterren, de maan, veel te mooi om ernaar te kijken. En wat ook leuk is 's avonds is om aan zee te gaan zitten, je hoort het geluid van de zee. En de zee is heerlijk helder, lichtbruin water en zand, het lijkt net goud, maar ja. Toen ik op vakantie in Curaçao bij mijn oma logeerde was het best gezellig, mijn oma is nergens bang voor. 's Nachts slapen we gewoon met de voordeur open, dan is het lekker fris in de woonkamer. 's Nachts is het bijna net zo druk als overdag, vooral 's zaterdagsavonds is het druk buiten, want dan gaan veel mensen naar feesten, enzovoort. Als het daar in Curaçao carnaval is, feesten de mensen in Curaçao heel veel, ze zwaaien met bierblikjes en confetti en serpentine en degenen die al dronken zijn, laten hele flessen champagne gewoon zo op de grond vallen en lachen; en ze gaan zo door tot in de nacht. En als ze thuiskomen vallen ze als betonblokken op hun bed en dan snurken ze en dan slapen ze als rozen en als ze 's ochtends wakker worden is het het werk van de vrouw om de man zijn kleren te gaan wassen. Mijn oma kan hele lekkere kokoscake maken. Ze maakt eerst het deeg en dan gaat ze de kokosnoten van de boom plukken. Maar dat doet ze niet zelf. Dat is veel te gevaarlijk, want de kokospalmen zijn heel hoog. Dat doet haar buurman voor haar. Die is heel goed in klimmen, hij is ook niet bang dat hij naar beneden valt. Hij bindt een touw om zijn middel en klimt naar boven met een mes in zijn mond. En dan, als de kokosnoten er zijn (bij mijn oma), hakt ze ze doormidden., doet de kokosmelk eruit en wij mochten dat dan opdrinken. Het is lekker zoet. Daarna, als de cake klaar is, mogen wij 's avonds na het eten een stukje proe¬ven van de cake.
Een keertje was mij oma vergeten om de kokosnoten doormidden te hakken en toen ze eraan dacht, was het al ongeveer halftwaalf. Toen ging ze de kokosnoten doormidden hakken, maar het was al donker buiten. Ze kon bijna niets zien, want alle huizen in Curaçao waren op zichzelf, ik bedoel dat niet zoals in Nederland veel flats en zo zijn. Nee, in Curaçao zijn alle huizen bijna naast elkaar, de straten zijn daar ook heel lang. Dus mijn oma ging de kokosnoten hakken. In Curaçao had mijn oma twee tuinen, één helemaal achterin en één vooraan. Nu heeft ze ook nog een balkon, dus ging ze in de achterste die avond noten hakken en toen had ze per ongeluk haar vinger bijna er afgehakt. Dus zijn wij geschrokken natuurlijk. Maar mijn oma is een sterk mens, ik vond het een beetje eng, want ze zoog het bloed gewoon op. En weet je wat ze zei ? "Het is niks, omdat het al vaker gebeurd is, daarom". Ze verkoopt nu nog steeds kokoscake in Curaçao, maar dan laat zij mijn oom de kokosnoten doorhakken. Toen ik uit Curaçao ging, hadden wij drie kokospalmen, maar mijn oma liet er nog twee planten.

In Nederland is het 's nachts een beetje eng. De ramen klapperen, de deuren waaien. Als ik 's nachts geluiden hoor, kruip ik gewoon onder mijn dekbed en ga ik rustig slapen. Mijn moeder is bang voor kakkerlakken en ratten. Gelukkig hebben we die niet in huis. Als mijn moeder een kakkerlak of een muis ziet, rent ze gelijk het huis uit. Ook al is het 's avonds, 's nachts, 's middags.
Ik heb een cavia, daar durft ze ook niet zo dichtbij te komen. Ze zegt dan dat hij op haar gaat springen. Dat denkt ze. Mijn moeder heeft angst voor veel dieren. Soms, in het weekend, gaat mijn vader videofilms huren. Vaak zijn het enge films. Ik kijk er ook wel naar, maar als ze heel eng zijn niet. Dan ga ik, als ik ga slapen van alles verbeelden. Een keer hebben we een film gezien. Het waren clowns die in het circus mensen aan het lachen gingen maken. Daar ontvoerden ze de kinderen zonder dat de mensen het zagen. En daarna gingen ze de kinderen opeten. Het waren mensetende clowns. En de circusdirecteur en zo wisten het niet. Nadat ik naar die film keek, onderzocht ik alle kasten, mijn bureau en onder mijn bed. En toen pas ging ik slapen. 's Nachts zat ik zo in mijn bed en hoorde ik allemaal geluiden, maar ik ging gewoon slapen. Voor zoveel dingen ben ik niet bang. Maar voor sommige dingen wel, zoals: De achtbaan van Walibi (ik ben maar één keer in de achtbaan geweest, maar hij ging niet over de kop) en voor gevaarlijke honden. Soms verbeeld ik me veel dingen, maar niet altijd. Om alleen in een groot bos te lopen, vind ik niet eng. Maar wel als ik me ga verbeelden.
 

Ik vond het verhaal van Win Malacia fantastisch en stuurde het in bij een wedstrijd van Hoop. Hij won de eerste prijs die later (hij was toen al van school) bij ons werd uitgereikt.

 

 

Mijn motivatie om hier te werken
Stukje voor het boekje in het kader van het SIB-proces, oktober 2011
In mijn werk kom ik elke dag de hele wereld tegen in een notendop. Ik zie op school alle mensen en kleuren van alle continenten; ik hoor alle talen, geloven en problemen, ik zie alle glimlachen en tranen en proef alle smaken van het eten.
Ik herken het verhaal van de barmhartige Samaritaan in mijn werk, zoals wij de mensen mogen helpen, mensen die niet verwend zijn, maar een duwtje nodig hebben dat ik kan geven.
Ik herken het verhaal van de Zaaier op de Akker en mijn werk draagt vrucht, 30- 60- of honderdvoudig. Om me heen groeit en bloeit het.
Met mijn collega’s samen mag ik dit doen, harde werkers, niet snel tevreden met zichzelf en anderen. In plaats van weg te lopen, te schelden of het gemakkelijke pad te kiezen, pakken we aan, steken we de handen uit de mouwen en kiezen we de lastige route. Elke dag heeft een verrassing, iets dat je zelf niet bedenken kunt. Zo zijn er prachtige reacties van oud-leerlingen, ouders en kinderen. We beleven hoge hoogtepunten en ook diepe dieptepunten. Zo ervaar ik op de school van oost naar west, van noord naar zuid, van hoog naar laag, van blij naar verdrietig, een enorme ruimte die me de mogelijkheid geeft alles uit mezelf te halen.
“Ora et labora”, zei Benedictus. In bidden ben ik geen ster, dus zoek ik het in werken. We zoeken naar kennis en groei, omdat de mens, de mensheid daarvoor gemaakt is. Mijn oma werd geboren in een tijd zonder vliegtuigen, telefoon en luxe. Onze Akkerkinderen gaan ook nog van deze uitvindingen meemaken en wij maken hun geest daar rijp voor. Straks staan ze aan ons bed en achter onze rolstoel.
Werk ze, stoffel


 

Een interview
Stoffel Boot is directeur van de Christelijke Basisschool De Akker en heeft, naar eigen zeggen, een geheugen als een zeef. Maar hij heeft wel een heleboel spullen. Een nog steeds uitdijend archief is in drieën opgedeeld. Een belangrijk deel ligt thuis, een ander deel op school en veel is te vinden op internet, op een afgeschermd deel van de site van Christelijke Basisschool De Akker.
“Ik bewaar erg veel dingen. Dit bijvoorbeeld is de bijbel van de Millinxbuurt: “Een drugsscene op Zuid”. Er komen hier heel veel mensen en die vragen: wat is hier nu precies gebeurd. En dan moet ik dat allemaal vertellen en dan komt er de volgende dag weer iemand. Daar word je zo moe van. Want dan zie je dus iedere keer weer die hele bak vol ellende aan je voorbijtrekken. En dan denk je ook bij je zelf, we zitten er eigenlijk nog midden in. Dus ik heb het hele verhaal op internet gezet, kan iedereen die dat wil het gewoon daar vinden. In 1994 moest ik een praatje houden voor het onderwijs in Breda over de Rotterdamse aanpak. Dus toen heb ik de zaken eens op een rijtje gezet en dat daarna ieder jaar bijgehouden. Op internet dus.”
Stoffel Boot duikt weg in een kast om er weer uit te komen met een dikke map. “Dit is de Millinxbuurt in de krant. Ook bijvoorbeeld dat geval van dat Marokkaanse meisje dat in Barendrecht is verdronken. Waarvan de omstanders geroepen zouden hebben: het is maar een Marokkaanse. En dat meisje zat hier op school. De cameraploegen kwamen helemaal uit Duitsland.”
“Van 1990 tot 1995 heeft niemand in de gaten gehad wat er gebeurde. Het gebeurde gewoon en het ging redelijk gestaag. Toen ik hier kwam in 1987 was de helft van de kinderen van Nederlandse oorsprong . Naar het midden van de jaren negentig werden dat er steeds minder. In die periode heb ik heel veel mensen op de vlucht zien slaan. Richting Pendrecht, IJsselmonde en nu gaan die zelfde mensen weer vermoedelijk richting Carnisseland. Zie je zo een golfbeweging. Dat staat nu ook in het programcollege van B en W: de mensen die wat te betalen hebben die ontvluchten de stad en waar blijft de stad dan mee zitten? En dat hebben we hier aan den lijve mogen ondervinden.”
“Vanaf de Maashaven had je zo’n soort mierenpad van mensen die bij station Maashaven uitstapten en dan hier ergens in de straat drugs kwamen kopen en dan weer terug liepen. En dat ging de hele dag zo door. Dan stonden wij hier in de lokalen les te geven en aan de overkant zag je die stroom, het was net of er iets gratis werd weggegeven. Alleen ’s ochtends was het rustig. Alhoewel ik op een mooie morgen hier ook wel eens kwam dat iemand in een portiek op de Dordtselaan al zijn handelswaren had uitgestald en mij toeriep: ‘PC kopen?’ Een soort PC-privé project hier op de Dordtselaan. Er stond een systeemkast, er stond een monitor, een toetsenbord, hij had het hele zaakje compleet. Ik kon het zo meenemen, maar dat deed ik natuurlijk niet.”
Stoffel Boot bladert weer door zijn archief. Bram Peper, Willem-Alexander, Burgemeester Opstelten. Wim Kok. Roger van Boxtel. Herman Meijer. En natuurlijk: De Koningin!
“Als school hebben wij wel een mening gehad over Topscore, een project voor verslaafden. Moet dat nou hier vijftien meter bij de schooldeur vandaan? Maar ik heb nu een goed contact met die jongens. Van de week ben ik even bij ze langs geweest, breng ik een doos met Lions mee en dan zeg ik, joh, doe jij dat plein weer eens als je wilt, sop de portiek weer eens uit. Mwah. Gaaf.”
“In 1998 kwam hier een Pakistaanse vader wiens kinderen hier al een tijdje op school zaten en die zei: wij gaan de wijk uit. Dat ik dacht: hè? En dat was jammer want die kinderen konden hartstikke goed leren. En toen dacht ik, nu gaan we wel erg hard achteruit.”
Ik heb wel eens gezegd: het is geen school, het is een hotel. Mensen komen, mensen gaan. Er is een enorme doorstroom, net als in de buurt zelf. En niemand daarvan bekommert zich om het hotel. Mensen geven er geen pest om als het hier een zootje is. Ook al begint dat gelukkig langzamerhand een beetje te veranderen.
In de lanen woonden dokters, advocaten, of de mensen werkten op een bank. Ik kan de gezinnen nog zo voor me halen. In de meeste gevallen allemaal goed opgeleide mensen. Die woonden daar keurig in een pandje. De Dordtselaan en de Mijnsherenlaan waren hele sjieke straten. En in die binnengebieden woonden de arbeiders. Deze buurt is in de jaren dertig hier neergezet en dat waren allemaal havenarbeiders en zo. Maar een hele nette buurt. Iedereen sopte zijn stoepje, iedereen waste zijn ramen, klopte zijn matje en de mensen gingen op zondag, naar de verhalen die ik daarover gelezen heb, met zijn allen naar de kerk. En later, samenvallend met de toenemende ontkerkelijking, naar de Kuip. En dat verschil is misschien niet eens zo groot als je denkt.
Ik kwam hier in 1987 en ik weet nog goed dat in 1989, hier in de gymzaal, de renovatie van de Millinxbuurt werd aangekondigd. In het kader van de stadsvernieuwing. In die periode kregen we staatssecretaris Heerma en die moest meedoen aan een nieuwe bezuinigingsronde van een van de kabinetten Lubbers en die heeft die renovatie toen afgeblazen. En toen is hier aan de bewoners verteld: er is geen geld. In die jaren is er echter in Bloemhof, aan de andere kant van de Dordtselaan, wel gerenoveerd. Als je door Bloemhof fietst dan zie je daar nu allemaal schotelantennes hangen. Die mensen die wonen daar en die hebben hun eigen cultuur en die blijven daar ook wonen. Daar is geen hotelsituatie. En daar gaat ook niet zo gauw een junk tussen zitten. Daar is controle van de bewoners zelf, die zijn zuinig op hun buurt. Maar hier ging de renovatie dus niet door, dus de mensen hadden zoiets van: ik ga hier weg. En daar kwam een opvulling van slechteriken voor in de plaats. En dat ging heel snel. D’r kwamen d’r steeds meer. En als jij tussen twee slechteriken woont dan wil je weg en dan komt daar ook weer een slechterik voor in de plaats en dan is de hele straat zo naar de gallemiezen. En met slechteriken bedoel ik dan verkopers, dealers. Wat gepaard ging aan een enorme vervuiling. En daardoor gingen weer mensen weg. Kortom, in hele korte tijd ging de buurt verschrikkelijk achteruit. En dat hele proces binnen een jaar of twee, drie, dat je zegt, de buurt is gewoon overgenomen. Als je nu op de Dordtselaan komt dan staan er allemaal van die gasten. Dan denk je, wat doen die nou hier. Nou dat weet je dus niet, daar is wel onderzoek naar gedaan, daar is een rapport over geschreven. En die slager en die bakker die zegt, ik uuuh, ik ga hier weg. Want d’r komt niemand hier meer handel halen, ja , van die gasten, maar niet van mij. En zo was het hier twee jaar geleden. Dan stonden ze dus hier, de hele dag. Soms zetten ze een paar stoelen neer, en een tafeltje en dan gingen ze dobbelen. En dan legden ze dus briefjes in het midden met een vuurtoren er op, tot zulke hoge stapels. Ken je die briefjes met een vuurtoren erop? Dat is een briefje van tweehondervijftig gulden. Die zien jij en ik niet zo vaak. En dan ging dat zo van zak naar zak. En dan stond ik hier uit mijn raam te kijken. En dan dacht ik, ik krijg ontzettende last van mijn arbeidsethos. Ik weet niet wat precies, maar het spreekt mij totaal niet aan. Maar daar stonden ook allemaal hele gezonde kerels bij die hier kinderen op school hadden. Maar wel in die scene zaten. En er zaten jongens bij die zelf helemaal niet gebruikten, maar anderen hartstikke veel verkochten. Als het regende dan stonden ze hier onder die boom en er werd gehandeld bij het leven.
Maar de overlast is nu een heel stuk minder. Als je goed kijkt, dan zie je nog wel eens wat. En wat er nu gebeurt, is dat er ontzettend veel fietsen gestolen worden dus nu is dat weer handel.
Ze hebben hier een hele tijd op van die scootertjes heen en weer gereden dat je er helemaal simpel van werd. Ik heb dubbel glas gevraagd en dat bevalt me prima. Scootertjes zijn inmiddels ook grotendeels weg.
Midden in de jaren negentig was er helemaal niks. Er was geen politiebureau, er was geen peuterspeelzaal, er was nog geen Buurtpost, het jongerenwerk zat allemaal in De Graanschuur een heel eind verderop. Er gebeurde hier echt helemaal niks. Maar ja, de overheid heeft dit natuurlijk ook niet gewild. Ze hebben wel geïnvesteerd in de buitenruimte want er stond hier vlak aan de overkant een school, een streekschool, een verschrikkelijk plomp gebouw. Er kwam geen lucht en geen licht meer tussen. Dus de deelgemeente heeft op een gegeven moment die school weggehaald. En het plein opgeknapt tot zoals het er nu bij ligt. De speeltuin is opgezoomerd, ze hebben de Buurtpost hier neergezet. De politie heeft hier aan de overkant gezeten. Na lang aandringen van mij is er een peuterspeelzaal gekomen, het Molentje. Zo kwamen er steeds meer voorzieningen. Maar in die tijd was het enige antwoord van de deelgemeente op de problemen: we gaan het plein mooi maken. En als het plein mooi is, dan komen daar mooie, jonge, fijne mensen wonen met leuke kinderen en dan gaan die junks die gaan weg. Ja, vergeet het maar. Dat plein werd prachtig maar de junks gingen niet weg.
Het kantoor van Stoffel Boot ademt aan alle kanten het Millinxparkhuis. Er staat een maquette, er staan digitale afbeeldingen tegen de wand, natuurlijk staat de site van De Akker vol met afbeeldingen in een slideshow, zelfs de screensaver van zijn computer laat een digitale animatie van het nog te bouwen Millinxparkhuis zien. Stoffel Boot kan bijna niet wachten, want ja, hij krijgt er dan een paar lokalen bij en de peuterspeelzaal het Molentje kan uit de noodlokalen weg.
Dat de gemeente de school heeft gered van sluiting wegens te weinig leerlingen, is wel een beetje een indianenverhaal, die zitten er soms ook tussen. Het verhaal van Rob Dekker is uuh, kijk, als school hebben we ooit driehonderd leerlingen gehad. Dat was in 1992, de tijd dat hier nog weinig aan de hand was. Toen zijn we gezakt naar tweehonderdveertig, tweehonderdertig af en toe, en daar blijven we op. Heel veel van onze leerlingen komen niet hier uit de straten, want als je hier nu door de straten fietst, is het bijna helemaal leeg. Er woont niemand. Er komt een aantal uit Bloemhof, er komt een aantal uit Pendrecht. Die woonden ooit wel eens hier, maar die zijn weer een stukje verder verhuisd, en die kinderen blijven dan vaak op school. Omdat ze het toch wel leuk vinden, de Akker. En een tijdje heeft het er naar uitgezien, we gaan die hele wijk even leegmaken, platleggen, bevriezen. Nou dat duurde heel erg lang. Toen is op een gegeven moment wel de vraag ontstaan, van wat gebeurt er als ik door de bodem zak; honderdtachtig of zo. En toen is er voor scholen in dit soort wijken een speciale regeling gemaakt om, wanneer zich dat zou voordoen, de school toch open te houden. Maar dat heeft zich dus nooit voorgedaan. Wat wel zo is, is dat we eigenlijk gezien het aantal leerlingen geen recht hebben op nog eens twee lokalen in het nieuwe Millinxparkhuis, maar dat is dus het verhaal van Rob Dekker. Hij heeft financiën gegenereerd voor het Millinxparkhuis vanuit de Dienst Stedelijk Onderwijs en zo komen wij aan nog eens twee lokalen. Maar als je om je heen kijkt en al die nieuwe huizen zijn straks weer bewoond dan mag je aannemen dat het leerlingenaantal van De Akker weer zal stijgen. Want het zijn toch veelal jonge gezinnen die hier komen wonen.

Telefoon.
De Akker, met Boot, goedemorgen.
Ja, dat kan niet, want ze staat voor de klas.
Ja, dat duurt… Dat gebeurt ook nog af en toe.
Over een uurtje, ongeveer. Ja.
Ja.
Dan moet ze nog terug komen van gym, dus het kan nog ietsje later zijn.
Oké, bedankt. Dag.

Weer telefoon
De Akker, met Boot, goedemorgen.
Dag Harald
Ja.
Ik geloof niet, nee. Staat die ergens anders ingeschreven?
Hij staat op mijn lijst, he.
Nee.
O. Weten ze waar het is dan?
Ik ook nie.
Maar wat wil je vragen, want ik zit midden in een gesprek.
Ja.
Jullie hebben de aanmelding ontvangen en sinds die tijd hebben we de geachte leerling niet meer gezien.
Er is ook geen contact meer geweest.
Prima. Hartstikke bedankt. Joeh, dag Harald.

Er staat een vader aan de deur van het kantoor van Stoffel Boot.

“Ik ben bezig met iemand uit Australië die in 1960, toen heette dit nog anders…”
“De ‘Dominee J. van Haeringenschool’ heette het toen”, zegt Stoffel.
“Toen is hier ook koninklijk bezoek geweest. Koning Olav.”
“Ja, dat heb ik wel gehoord, ja.”
“En die persoon in Australië die weet daar meer van. Dus daar ben ik mee bezig.”
“Zo! Leuk! Ik heb daar wel van gehoord. Voor mijn tijd is meneer Hammer hier directeur geweest en daarvoor mevrouw Toos Schipper.”
“Ik ben ook al bezig geweest om in het stadsarchief te zoeken…”
“Ik ben bij die mevrouw die hier toen directrice was wel thuis geweest en ik heb gezegd, ik wil dingen zien van vroeger. Maar ze begreep niet waar ik het over had.”
“Ik ga nog even naar het Stadsarchief want het lijkt mij dat er foto’s gemaakt moeten zijn van dat bezoek van koning Olav.”
“Nou, dat vind ik hartstikke leuk, want ik ben gek op dingen van vroeger.”
“Maar dat is ook voor Trudy, want die wil dat ook weten.”
“Ik weet alleen dat uuh, de kinderen zijn naar het stadhuis geweest. Die hebben het Wilhelmus gezongen, met vlaggetjes. Dat weet ik. Koning Olav heeft daar wel iets gezegd.”
“Maar hij is ook hier geweest.”
“Ja, ja, dat weet ik.”
“Als ik tijd heb ga ik naar het Stadsarchief en dan ga ik ….”
“Dat zou ik erg leuk vinden. Ik ben heel erg benieuwd want dan zet ik het op de site.”
“Oké.”
“Oké, leuk Wim!”

Nu staat Stoffel Boot een moeder te woord, in het Engels. Tegelijk gaat de telefoon.
“En zo gaat het hier de heele dag. De Akker, met Boot, goedeeee….”, een blik op de klok, “middag.”
Ik heb zelf kinderen en ik praat met mijn kinderen daarover. Ze zijn nu nog kneedbaar en ze zeggen nu dat ze het nooit zullen doen. Roken, drinken, drugs. Maar op een gegeven moment kom je allemaal als ouders in het stadium dat je een jongen moet loslaten en dat dat niet altijd harmonieus gaat. En dat je soms niet weet wat kinderen kiezen. Op dat moment moet je je kinderen zo gewapend hebben dat ze die keus kunnen maken. Maar er zijn hier een heleboel kinderen op De Akker die zover niet zijn en die die keus niet kunnen maken. En die ook nooit zover zullen komen.
Als ik met scholen in de Beverwaard praat dan hebben die 40.000 gulden glasschade per jaar. En ik nog geen vierhonderd. En de enige keer dat ik hier eens glasschade heb dan gaat er per ongeluk een bal door het raam. Vandalisme is iets waar wij nauwelijks mee te maken hebben.
Ouders kwamen hun vierjarig kind op school brengen, slalommend door, door, nou ja, door al die dealers en die junks. En sommigen daarvan kende ik, want die hadden hier hun kinderen op school, en dat is dan toch een heel ander gevoel dan wanneer je niemand kent en denkt, dat zijn allemaal donkere gorilla’s die daar een beetje vijandig uit hun ogen staan te kijken. Dat was het beeld dat ze opriepen. Heel veel mensen brachten hun kind hier naar school, die slalomden er zo een beetje doorheen en die dachten van, dat wil je toch niet meemaken. En dan zei ik ook wel, jongens, ga aan de andere kant staan, waarom hier bij dat hek, ga naar de overkant. En Arend Koster die kreeg dat voor mekaar, die zei gewoon van, je moet daar gaan staan. Niet hier. Die wist dat dan te regelen met de baas.
Vorige week heeft een Marokkaanse vader die hier vier jonge kinderen op school heeft zijn frituurpan die in brand stond proberen te blussen met een emmer water. Daarbij is hij zelf helemaal verbrand en zijn kinderen die laat hij nu aan hun lot over. Een maatschappelijk werker van de school en een maatschappelijk werker van Charlois’ Welzijn zijn samen bezig geweest om voor hem thuiszorg te regelen.

Ik weet niet of je een Asterix-fan bent, maar er is een episode waarin ze van loket naar loket worden gestuurd. En dat gevoel heb ik hier ook heel sterk. Bijvoorbeeld het Millinxparkhuis, dat geld moet van de ene naar de andere rekening. Er zijn honderd mannetjes. Mannetje nummer een weet, dat geld, dat is er, prima geregeld door Duco, vraag me niet allemaal hoe, want dat is te ingewikkeld. Het is ook niet normaal. Mannetje nummer een moet aan nummer twee uitleggen, en nummer twee aan nummer drie. En alle honderd moeten ze ook wat doen. Maar die is met vakantie en die is ziek en die, daar is een vacature. Voordat dat eens een keer de revue gepasseerd is, dat is zo erg.. En zo is het met heel veel dingen. En ze hebben allemaal een diploma maar vóór sommige mensen in de gaten hebben hoe bepaalde stapjes genomen moeten worden, nou, dat valt niet mee om dat allemaal uitgelegd te krijgen. Dan zie je iemand aan het werk en dan denk je, ja, maar dat bedoel ik helemaal niet. Interpretatie van een interpretatie van een interpretatie. Dus alles gaat langzaam, het gaat bijzonder langzaam.

Men komt graag op een slecht verhaal af. Daar heb ik ook veel van geleerd. Op de website heb ik een verhaal gezet: kansen en bedreigingen. Nou, dat vertelde ik dan ook aan een journalist, he, van de moorden en de aanslagen en de junks. Dat schrijft lekker weg. Maar het lijstje van: we hebben die-en-die aanpak, we gaan dat-en-dat project doen, dat is niet interessant. Maar dat is het wel natuurlijk. Maar dan denk je: he? De helft van mijn verhaal staat er niet in. Alleen de rottigheid. Zo heb ik nog een Panorama liggen met het verhaal van vermoorde Henk. Voor de school vermoord. Op zijn stoel. Er kwam iemand langs en die stak een mes in zijn rug. En de kinderen hebben allemaal gezien hoe die weggedragen werd, en oké, Henk was er niet meer. En dan was het, jongens, volgende som. En De Nieuwe Revue met ‘de rotste wijk van Nederland’, De Volkskrant ook. En dat doet de buurt geen goed. Op een gegeven moment zijn we daar ook een beetje mee gestopt, geen interviews meer. Nu is Beatrix geweest, Nawijn is geweest en we zijn twee dagen op tv geweest, hartstikke leuk. Maar nu is het weer eventjes genoeg geweest.

Mensen zoals Ellie, onze conciërge, die kom je ook maar heel weinig tegen. Dat is echt de parel van de Millinxbuurt. Die heeft de junks boven zich gehad. En die heeft met haar man een caravan gekocht en als het even kan zitten die op Oostvoorne, te genieten van de rust. Dan kan ze er hier weer een poosje tegen.

Dit interview werd afgenomen in 2002, dat is alweer heel lang geleden.

En hoe anders is het nu, veel is veranderd
Het is ieder jaar anders, al 25 jaar!

Dat schreef ik tien jaar geleden in een jubileumboekje

 

Waarom heet onze school "DE AKKER" ?
Kent u het verhaal uit de Bijbel over de Zaaier? Hij zaait op de akker en hoopt dat deze zaadjes wortel schieten en vrucht zullen dragen. Zo willen wij ook bezig zijn in het leven van de kinderen. Door het vertellen van Bijbelverhalen en het geven van lessen hopen wij de kinderen inspiratie mee te geven voor hun latere leven, zodat ook zij de vruchten daarvan zullen plukken.

Een zaaier ging uit om te zaaien
'Wat Jezus de mensen leert,' zei Mattheüs, `is dus heel makkelijk. Maar het is ook heel moeilijk.'
'Hoezo?' vroeg Lucas. 'Nou, neem het verhaal over Jezus en de kinderen dat jij vertelde. Als je klein bent, wil je groot worden, maar als je groot bent, moet je weer klein worden. Dat is makkelijk om te begrijpen, maar het is moeilijk om te doen.'
'Ja,' zei Lucas. `Daarom kwam Jezus er ook iedere keer weer op terug. Hij hoopte dat in ieder geval een paar mensen zijn woorden zouden vasthouden.'
'De meeste woorden die hij sprak, verwaaiden in de wind,' zei Mattheüs. `Herinner jij je nog de gelijkenis van de zaaier, die hij aan Johannes en Andreas en de andere discipelen vertelde? Dat verhaal gaat daarover.
Jezus zei: "Een zaaier ging uit om te zaaien. Een deel van het zaad viel op het pad, er vlogen onmiddellijk vogels op af en die pikten het op. Weg zaad.
Een ander deel van het zaad viel op rotsige grond, waar maar een dun laagje aarde lag. Het zaad kwam op, er groeide een klein plantje, maar toen de zon ging schijnen verschroeide en verdorde het, want het had geen wortels om water te drinken.
Nog een ander deel van het zaad viel tussen de doornstruiken, maar toen die struiken groter werden, kon het plantje niet groeien, het stikte, het droeg geen vrucht.
De rest van het zaad viel in goede aarde. Het ontkiemde en droeg vrucht. Uit ieder zaadje groeiden wel dertig nieuwe zaadjes, of zestig, of honderd!"
"Dat is een mooie gelijkenis," zei Johannes. "Die zullen we onthouden."
Maar nog diezelfde avond was Andreas zo eerlijk om te zeggen dat hij de gelijkenis niet goed begrepen had en eigenlijk al half vergeten was. "Zou je haar alsjeblieft willen uitleggen?"
"Dat is goed," zei Jezus. "Een deel van het zaad viel op het pad. De grond is daar hard. Sommige mensen zijn net zo gesloten, ze zitten potdicht, er kan niet één woord uit de hemel binnenkomen. De zaaier heeft voor niets gezaaid. Een ander deel viel op rotsige bodem, waar maar een beetje aarde lag. Het zaad ontkiemde, maar slechts voor even. Je hebt van die mensen: ze roepen meteen dat ze iets heel mooi vinden, maar het zit niet diep, het zaadje schiet geen wortel. Het plantje verdort snel, die mensen vinden ineens weer iets anders mooi. Iets wat niet zo moeilijk is. Nog een ander deel viel tussen de doornstruiken. Hebben jullie enig idee waar die struiken voor staan?" vroeg Jezus. "Wat zijn dat voor doornen die op aarde het woord uit den hoge verstikken?"
De discipelen dachten na. Ze vonden het een moeilijke vraag. "Dat je alleen aan jezelf denkt," zei Johannes. "Dat je denkt dat jij God bent en dat jij het voor het zeggen hebt," zei Andreas. En een derde zei: "Dat geld en goed in je leven het belangrijkste zijn, en niet God."
"Inderdaad," zei Jezus, "dat is allemaal onkruid, en dan sterft het zaad een vroege dood. Het kan alleen maar ontkiemen wanneer een mens niet van zichzelf vervuld is, maar open en ontvankelijk is voor God.".
Lucas zei tegen Mattheüs: 'Eigenlijk had Jezus het in die gelijkenis over zichzelf. Hij was een zaaier die uitging om te zaaien, maar het zaad dat hij zaaide droeg nauwelijks vrucht. Waarom hield hij niet met zaaien op, waarom ging hij ermee door? Het zaad stierf en de zaaier zelf ook.'
Mattheüs zei: `Maar hij gaf de hoop niet op. Wie gelooft, blijft altijd hopen. Ik herinner mij nog dat hij ons een mosterdzaadje liet zien, je weet wel, zo'n piepklein ding. "Een zaadje van niets," zei Jezus. "Maar als je het in de grond stopt, groeit het hoog op, hoger dan alle andere planten en struiken in de tuin, en de vogels vinden er schaduw en bouwen er hun nest. Ik kan niet meer doen dan zaaier zijn en een klein zaadje in de grond stoppen. Maar ik geloof dat mijn Vader uit dit onooglijke zaadje iets groots zal laten ontkiemen, waarin veel mensen een toevlucht zullen vinden."'
`Hij heeft het niet voor niets geloofd,' zei Lucas. `Want als ik om me heen kijk, zie ik het zaad opkomen, overal draagt het vrucht. Uit ieder zaadje dat hij zaaide laat God wel dertig nieuwe zaadjes groeien, of zestig, of honderd!'
Uit: Koning op een ezel, Nico ter Linden, Uitgeverij Balans 2005

CBS de Akker is een moderne, open, Christelijke basisschool waar een vertrouwde en veilige sfeer heerst. Duidelijke regels zorgen voor orde en regelmaat.
       



AKKERNIEUWS



Veel Akkernieuwzen schreef ik, sinds collega en vriend Pierre bedacht dat het slim en handig zou zijn om alle nieuws van de school te bundelen. Ik zeg op school vaak dat ik een boek zal schrijven over wat we meemaken. Mijn naaste collega’s weten dat ik veel bewaar. Het Akkerarchief is immens groot. Wie weet, komt het er later nog eens van. Inmiddels heb ik 865 keer een nieuwsbrief gemaakt en uiteraard allemaal nog in mijn bezit.



Ikram wil naar school
Ikram is de dochter van Zolikha die ooit bij ons inviel voor een zwangerschapsverlof van Keziban. Ikram werd heel erg lang in een buggy rondgereden, toen we daar haar moeder op aanspraken, kwam ze vaker lopen. Als baby was ze al expressief en aanwezig.
Begin deze maand hoor ik een enorm gegil en gekrijs achter het schuurtje waar het kleutermateriaal in staat. Het is zo doordringend en alarmerend dat ik de voordeur uitschiet en om de school heenloop om te kijken wat er aan de hand is. Tenslotte ben je bezorgd om kinderen en wil je niet dat ze pijn hebben of opgesloten zitten.
Wat ik voor het hek van het kleuterplein zie valt niet eenvoudig te beschrijven. Je ziet wel eens computeranimaties van boze wezentjes die zich opblazen, half ontploffen, tegen de randen van je scherm opvliegen of rondstuiteren, en ondertussen van alles omgooien, enz.
Zo zie ik daar Ikram die zich vasthoudt aan het hek, krijst en zich plat op haar rug op de stoeptegels laat vallen, rollend met haar ogen en stampend met voeten en vuisten. Zolikha staat wat meters verderop, bij de gevel van het Millinxparkhuis. Ze ziet me aankomen en kijkt een beetje schuldig naar me en dan legt ze uit: “Vandaag moet ze naar de peuterspeelzaal, maar ze wil naar jullie. Ze is al een paar keer wezen wennen en ze wil nu helemaal niet meer naar ’t Molentje”. Ik praat even met Ikram, ze kan vandaag niet bij ons zijn, ze moet echt naar ’t Molentje meegaan. Nog steeds boos gaat ze dan toch met haar moeder mee. Lachend loop ik naar mijn kantoor, wat een energie, wat een wilskracht ! En dat wil naar school, heerlijk toch !
Ik weet nog goed dat ik 13 jaar geleden net zo’n kind bij moeder uit huis ging ophalen dat met dezelfde verschijnselen zich verzette tegen de gang naar school. Dat werd een hele worstelpartij, ik heb het kind in mijn armen naar school gedragen toen.
Er is nu heus wel het een en ander veranderd.
Hoera voor de Voorschool !
Ikram, oktober 2005




Traktaties
Sinds ik zes of zeven jaren geleden diep getroffen werd door een teleurgestelde blik van een jarige leerling die ik een handje kleffe chips weigerde, neem ik elke traktatie aan. Daarbij speel ik het grootst mogelijke enthousiasme dat ik op dat moment voor mezelf kan verantwoorden, in de wetenschap dat dit ene kind zich daarop verheugd heeft. Alleen deze voorpret doet alle klefheid, mierzoetheid of al het andere dat een traktatie tot een verfijnde vorm van marteling kan maken even verdwijnen, omdat ze omgezet dient te worden in echte pret. Voorpret die geen pret wordt, leidt tot frustratie. Beter 10 plakjes cake onder in de prullenbak dan een geweigerd. Er is een nog hogere vorm van opofferingsgezindheid, die is te vinden als men juist datgene wat men totaal niet aanstaat na het zo-zeg-lekker-ja-gejuich ook direct daadwerkelijk onder de ogen van de jarige verslindt met een hemelse blik in de ogen. Dit laatste eis ik niet altijd van mezelf; trouwens meestal lust ik het gewoon.
Rienus (mijn directeur op de Rehobothschool in Rotterdam-West waar ik 11 jaar werkte vanaf 1976 tot oktober 1987) weigert nooit wat hem aangeboden wordt. Slechts zelden eet hij het ook op. Onder groot enthousiasme versiert hij zijn bureau met cake, icecups, koekjes en spekken. Jarenlange ervaring heeft hem intuïtief de voorkeur van zijn collegae duidelijk gemaakt en zo krijgt ieder zijn deel van Rienus’ verzameling tijdens snelle bezoekjes aan zijn kamertje.
De Pakistaanse familie Hayat die zich ook Mohammad en ook wel Kandun laat noemen -altijd makkelijk als een van deze namen nog eens slecht bekend komt te staan- trakteert altijd koffie als een van de kinderen jarig is. Een originele traktatie met het nadeel dat na het zingen van "lang zal ze leven" de koffie lauw wordt en na "drie violen en een trommel en een fluit" bijna koud is. Zo komt de stoet binnen terwijl Rienus en ik het een en het ander op een rijtje aan het zetten zijn. "Koffie meester ?"
"zo da’s lekker zeg". (Glunder)
"doe hier maar in". (Glans)
"en dan mag jij hier even grabbelen". (Engelenblik)
"Wat heb je gepakt?” (Glim)
Intussen geeft een van de paladijnen van de jarige een klein flesje koffieroom aan Rienus. Hij schenkt er wat van bij zijn koffie en doet de kroonkurk weer op het flesje. In een flits verstart zijn gezicht een moment, waarna het feest voor de kinderen gewoon verder gaat. Echter niet voor Rienus. Indachtig de darmstoornissen van Yvonne eerder die week spreekt hij de bezwerende woorden: "It’s a little bit green inside”.
Die koffie konden we dus beter niet meer drinken…
Drie dagen later komt er weer koffie langs van Hayat, ja hoor, met hetzelfde flesje!
Met Rienus Sakko in 1976/1987 mijn leermeester-directeur op de Rehobothschool


Nogmaals trakteren
Het trakteren blijft tot verrassingen leiden. Ik dacht dat dit uit de tijd was, maar een dochter van een enorme rasta-Surinamer en een echte negerin komt na de geboorte van haar broertje (dat negen maanden gedragen werd ten bate van de zus van moeder) langs met echte bolknakken voor de meesters. De juffen krijgen niets. Er staan vier namen bovenaan het geboortekaartje.
Ava, groep 1A 1990/1991
Sidoney, groep 4 1990/1991
15 mei 1991



Angela komt aankloppen
Ik ken haar goed. Ze is vluchteling. Strijdt al jaren voor een status.
Ze woont in het huis van een weldoener, kan heerlijke en prachtige taarten maken en verkoopt die zo mogelijk. Op ons 25-jarig huwelijk maakte ze een prachtige bruidstaart en serveerde die op verzoek aan onze gasten.
Ze kan ook pinnig zijn en opkomen voor zichzelf. Ze liep stage bij ons en deed een cursus schriftelijk kinderdagverblijf bij de LOI of zoiets bizars.
Ze is overblijfmoeder en bibliotheekmoeder en kan heel goed met kinderen omgaan. Ze deed mee aan een computercursus voor ons personeel en ze zit in onze MR en wil een ouderraad oprichten.
Ze vraagt: “Ik heb gehoord dat minister Verdonk in de Millinxstraat komt”.
Ik zeg dat ik het niet weet, maar het zou best kunnen, ministers, burgemeesters, Kamerleden, enz zijn bij ons kind aan huis.
Waarom ze dat wil weten? Nou gewoon, ze wil haar zien en misschien wel spreken, het maakt allemaal niets meer uit. Sylvia Rood maakt een verhaal over Angela, haar man en twee kinderen, het is een bizar verhaal.
Bijvoorbeeld: de rechter vraagt aan het eind van een zitting: “Hebt u zelf nog iets te zeggen in deze zaak?” en dan zegt Angela: “Ja, meneer” en ze pakt haar papiertje om haar verhaal te gaan vertellen en dan valt op dat moment de hamer en zegt de rechter: “Zaak gesloten”.
Vandaag spreken we af dat we elkaar bellen als we wat horen (haar naam en telefoonnummer staan in mijn lijst tussen de collega’s).
We komen elkaar die dag op straat tegen, zij aan de overkant van de straat. Ik spreid mijn handen wijd uit en doe mijn mondhoeken naar beneden, zij reageert precies zo en we lachen daarna naar elkaar, geen Verdonk te zien.
De volgende dag komt ze in kantoor: “Mag ik even storen, alstublieft?” Altijd die vriendelijkheid en beschaafdheid. Zij mag altijd storen. Ze vertelt: “Ik heb het gisteren op de radio niet goed verstaan, het was niet Minister Verdonk komt in de Millinxstraat, maar Minister Verdonk komt in de ministerraad”.
Ze lacht beschaamd. Geweldig wat een juweeltje van een verhaal. Ik zeg vaak: ik kom iedere dag met een verhaal thuis dat niemand zelf kan verzinnen. Dit was er weer zo-een.
5 oktober 2005



 

Huwelijkscadeau
De heer Ramsaran woont in de Millinxstraat. Hij is Surinamer, hij heeft geen werk en drinkt en gokt teveel volgens zijn familie. Een oudere raadsman van de familie stelt hem voor te trouwen. Niet met een Surinaamse vrouw die Nederlands praat, want die ben je na twee maanden kwijt deze stad. Nee, met een Pakistaanse vrouw; die is afhankelijk vanwege de taal, pleegt geen insubordinatie ten aanzien van haar superieure gemaal en kent de eerste plichten en de laatste plichten van het huwelijk. De heer Ramsaran vertrekt op krediet van de familie naar Pakistan, ontmoet er na enige tijd een huwbare weduwe en spreekt een datum af. Het huwelijksfeest is groots, rijk en zeer vrolijk voor beide partijen. Na de traditionele ceremoniën volgt een verrassing van de bruid voor de bruidegom; ze stelt hem haar zeven kinderen voor. Nog nooit heeft een Surinamer zo wit om zijn neus gezien. Drie van deze kinderen zitten nu op onze school. Nummer vier komt binnenkort.

Urooj Malik, groep 2B, 1990/1991
Saqib Malik, groep 6, 1990/1991
Imran Malik, groep 5, 1990/1991, geschreven 14 mei 1991



Allemaal Sinterklazen
Jorge zit in het vliegtuig. Ze gaan verhuizen. Naar Nederland. Hij begrijpt het allemaal niet zo. Waarom? Kaapverdië is toch goed?
Toch is het leuk. Eerst was hij bang voor het lawaai van het vliegtuig. En omdat hij zo hoog ging. Nu is hij al gewend. Nog even en dan landen ze op Schiphol. Zijn oren doen pijn. Ja, daar zijn ze er al. Gelukkig. Dat duurt het lang voor ze uit het vliegtuig gaan. Dan door een hele lange gang. En daar staat een man met een lange witte baard en een rode puntmuts op. En een lange rode jas over een witte jurk. Daar komt een pikzwarte man in hele gekke glimmende kleren naar Jorge.
Hij geeft hem een cadeautje. Hij pakt het uit: een auto!
Dat is leuk. Nu lopen ze weer heel ver door allerlei ingangen. Daar is weer zo'n witte baard-man. En weer een zwarte man. Ze geven alle kinderen snoep. Jorge gaat naar zijn moeder en wijst naar de mannen: "Zijn dat nou Nederlanders, mam?"

Jorge Alves, ooit mijn leerling op de Rehobothschool, geland op 5 december, waargebeurd

 

Wil je wat begrijpen van mijn 35 Akkerjaren bekijk dan de drie bladzijden van de balans op http://team.cbsdeakker.nl/balansen.htm

Wil je grappige zaken lezen, kijk dan op http://team.cbsdeakker.nl/Akkerverhalen.htm

 

En wat beelden van de afgelopen 35 jaar op fotoalbum Millinx

Beelden van de afscheidsweek (worden nog bijgevuld) op fotoalbum Afscheidsweek
 

In de Havenloods stond een stukje over mijn afscheid
In het AD verscheen op 3 december 2022 een afscheidsinterview; je leest het via de link.

 

.